Door onze verslaggever
Groenlo 31-12-1985
„Je houdt het niet voor mogelijk wat eeuwen geleden in de binnenstad aan zware funderingen voor de stadsmuren in de grond is gestopt. Funderingen van 1.80 meter breed, op vaak meer dan 3,5 meter onder het maaiveld, zijn geen zeldzaamheid.”
Dit constateren de leden van de archeologische werkgroep Groenlo. Dankzij de medewerking van Bouwbedrijf Reukers en Grondbedrijf Rouwmaat zijn leden van de werkgroep er alsnog in geslaagd op het terrein van de voormalige Canisiusschool grote stukken stadsmuur bloot te leggen. „Als een kluit garen zo liggen de funderingen in de grond verspreid. Om wat houvast te krijgen was het nodig op grote schaal de grond tot op flinke diepte om te woelen”, aldus Bennie Dechering, die vooral met Gofried Nijs de funderingen in kaart heeft gebracht. Aannemer Reukers stelde een medewerker beschikbaar die aan de hand van een kaart met gegevens over boorpunten de plekken aanwees waar de boorapparatuur van een heiinstallatie met het muurwerk in aanraking was geweest. Bovendien kwam Huub Rouwmaat met een klein formaat graafmachine, waardoor tussen de ‘geperste betonpalen’ door de oude stadsmuren blootgelegd konden worden.
Er moest behoedzaam te werk worden gegaan. De aannemer gaf de archeologische werkgroep tot 6 januari de gelegenheid om de loop van de oude stadsmuren in kaart te brengen. Maandag 6 januari komt een hijbedrijf met boren met een ‘diamanten kop’ om dwars door de oude stadsmuren heen te breken. In de gaten wordt cement gegoten, zodat er kersverse heipalen ontstaan. Uit de wat gebogen loop van het ondergrondse muurwerk aan de voorzijde van de school valt af te leiden, dat men wellicht met de stadspoort `De Ni’j e Poorte` te maken heeft. In de dertiger jaren van de vorige eeuw is deze stadspoort gesloopt. Onder leiding van de toenmalige burgemeester J. A. Hummelinck, die in Groenlo van 1810-1850 burgemeester was, zijn de laatste restanten van de stevige stadsmuren en de oude poorten gesloopt.
Met een bezem poetst Godfried Nijs een stuk stadsmuur, dat is blootgelegd, schoon om te zien hoe het metselwerk er uit ziet.
Het was net na de Napoleontische krijgstochten, die aan menig jeugdig Grollenaar het leven heeft gekost, toen de afbraak van de vestingwerken op grote schaal werden uitgevoerd. Er heerste armoede en ziekte in de stad. Het stadsbestuur reageerde vaak wat apathisch. Maar toch was er een drang naar openheid. Het toenemende verkeer vroeg om bredere en betere wegen. In dat beeld pasten geen stadswallen, – muren en -poorten. De ‘Ni’je Poorte’ aan de Nieuwestraat was een van de laatste fraaie poorten, die sneuvelde.
Bennie Dechering bij een groot stuk stadsmuur, dat met medewerking van bouwbedrijf Reukers en grondbedrijf Rouwmaat op de Canisiusplek blootgelegd kon worden.
Of de archeologische werkgroep op de restanten van deze poort is gestoten of op een stuk stadsmuur, wordt pas duidelijk wanneer de graafwerkzaamheden in de richting van de Nieuwestraat worden voortgezet. Dat gebeurt pas over enkele maanden, wanneer de winter voorbij is. De dienst gemeentewerken heeft voor dit graafwerk toestemming gegeven. Het graafwerk heeft plaats tijdens de bouw van de 43 huizen op de Canisiusplek. Want men wil tijdens de graafwerkzaamheden de omwonenden zo weinig mogeljk last bezorgen.
Bron : De Gelderlander
Collectie: G.H.E. Halink