Geen paters, maar potten op de Nieuwstad

Groenlo 08-11-2001

Het is slecht weer, maar Joop Hubers (links) en Eric van der Kuip schrapen in de bodem van Grol, op zoek naar resten van een 16e eeuwse pottenbakkerij.

Aan de Nieuwstad in Groenlo staat een grote plastic zak. Daarin zitten zwarte scherven, tevoorschijn gekomen uit een gat dat voor de vervanging van riolering is gegraven. De late Middel-eeuwen worden zichtbaar.

Door Sjoerd van der Werf 

Wie graaft, krijgt te maken met de nieuwsgierige blikken van voorbijgangers. Als Joop Hubers en Eric van der Kuip woensdagmiddag in de kuil in de Nieuwstad staan, vraagt een voorbijgangster of ze al iets bijzonders hebben gevonden. „De resten van een pottenbakkerij”, antwoordt Hubers. De Groenlose amateur-archeoloog is duidelijk blij met de jongste vondst binnen de muren van de Achterhoekse vestingstad. „Oudere inwoners van Groenlo kennen dit deel aan de Nieuwstad ook onder de naam ‘de Potterieje’. Dat zou te maken kunnen hebben met het klooster Engelhuizen, dat iets verderop heeft gestaan. Potterieje zou een verbastering kunnen zijn van de ‘Paoterieje’, waar de paters woonden.” Dat was tot woensdagmiddag ook niet meer dan een gedachte. Maar de bijnaam ‘Potterieje’ lijkt duidelijk afgeleid te zijn van een pottenbakkerij. Die moet tussen 1550 en 1600 ongeveer op deze plaats hebben gestaan. Dat bewijzen duidelijk de scherven die op bijna twee meter diepte in het zand zijn gevonden. In sommige scherven is nog duidelijk de vorm van een ondiepe schaal herkenbaar. De Nieuwstad is opengemaakt op last van de gemeente Groenlo, om de vernieuwing van de riolering uit te voeren. Joop Hubers woont om de hoek, dinsdagavond ging hij nog even kijken, zijn vrije woensdag benutte hij om te speuren. De amateur-archeoloog wist dat er iets moest zitten. Collega Van der Kuijl bevestigt dat. „We zijn hier in de zestiende eeuw beland. Iets verderop, onder het klooster, zitten restanten van de oude stadsmuur, met steunberen. Aan deze kant is Groenlo uitgebreid, vandaar de naam Nieuwstad.” Die stadsuitbreiding zorgde er ook voor dat ‘vieze’ bedrijven (die hadden ze in de Middeleeuwen ook) uit de directe omgeving werden verdreven. „Bedrijven die brandgevaarlijk waren of voor stankoverlast zorgden werden met een ‘keur’ verplaatst. Ik ken ook een proces over de verplaatsing van een looierij, een vergelijkbaar bedrijf.” Wat Hubers en Van der Kuip in de bodem van ‘Grol’ hebben aangetroffen is waarschijnlijk een stortplaats van de pottenbakkerij. De scherven worden over een breedte van bijna twintig meter allemaal op dezelfde diepte aangetroffen. Tussen de scherven zaten ook stukken dakpan, en die werden weer door pottenbakkers benut om tussen het te bakken materiaal te doen, om te voorkomen dat ze aan elkaar bleven zitten. De twee archeologen denken dat de stortplaats op het achtererf van de pottenbakkerij lag. Dat erf lag iets van de stadsmuur af, om de soldaten gelegenheid te geven de muur te bewaken. Een mooie vondst, vinden beiden, misschien dat er vandaag nog verder wordt gegraven. Maar eigenlijk is er ook nog ander graafwerk noodzakelijk. „In archieven”, stelt Eric van der Kuijl. „Veel van de geschiedenis van Groenlo zit verborgen in gerechtelijke en notariële stukken. Die zitten allemaal nog in archieven. Maar die moeten eigenlijk ook nog allemaal worden uitgespit.”

Bron: De Gelderlander
Collectie: G.H.E. Halink