60 jaar geleden raasde cycloon door de Achterhoek

Too ik ‘m zoog, was de cycloon er al’

Door onze verslaggever
Eibergen

,,Ja, sire, too ik ‘m zoog, was de cycloon d’r al.” Dat was het korte verhaal van een landbouwer temidden van een puinhoop, toen hem gevraagd werd Koningin Wilhelmina een ooggetuige verslag van de cycloon te geven. In 1925 sloeg een cycloon in Borculo genadeloos toe. Twee jaar later, op 1 juni 1927, trof een veel groter deel van de Oost-Achterhoek een wervelwind, die een verwoestend spoor door het landschap trok. De schade overtrof de cycloon van 10 augustus in Borculo. Ook het aantal doden was veel groter. Vooral de buurtschappen Voor Beltrum en Avest werden getroffen. In Neede kwam de klap hard aan. Ook Lievelde en Groenlo kregen een staartje mee. In Voor Beltrum en Avest vielen zes van de zeven slachtoffers.

Voor de slachtoffers van de cycloon van 1927 werd ook op straat gecollecteerd. Op de foto twee Groenlose dames die op de Ruurloseweg een ‘schaalcollecte’ houden en een automobilist een bijdrage vragen.

Speciaal nummer
De historische kring Eibergen heeft een speciaal nummer aan de cycloon van 1 juni 1927 gewijd. Een zestal medewerkers leverde, onder redactie van B. te Vaarwerk en J. Baake, een groot aantal bijdragen, waardoor in een goed samenhangend geheel een (triest) beeld wordt geschetst van de wervelwind, die in heel korte tijd verschrikkelijk veel menseljk leed aanrichtte. De cycloon is een ‘stil gebeuren’ gebleven. Bij liefdadig Nederland bleef deze cycloon nagenoeg onbekend, omdat Borculo in 1925 de trieste primeur had. De historische kring heeft met een fraai boekwerkje de ‘stille cycloon’ uit de vergetelheid willen halen. Heel wat oude krantearchieven zijn er op nage-slagen om een waarheidsgetrouw verslag te geven. Dat is het zestal gelukt.

Geciteerd
Omdat vaak uit kranten letterlijk wordt geciteerd komt men er achter hoe in die dagen op de stormramp werd gereageerd. De burgemeesters van Lichtenvoorde, Eibergen en Neede namen het initiatief tot de oprichting van het ‘Comité tot leiding van de Steunactie’. Op 16 juni 1927 gaat er een brief uit waarin onder meer wordt geschreven:
, Voor de slachtoffers van de cycloon van 1927 werd ook op straat gecollecteerd. Op de foto twee Groenlose dames die op de Ruurloseweg een ‘schaalcollecte’ houden en een automobilist een bijdrage vragen.
„Wanneer de hoeven naast elkander lagen, zou een gansch anderen indruk worden gekregen en het een ieder duidelijk zijn, dat de ramp van nu in omvang verre de vorige overtreft.” Met de vorige wordt uiteraard de stormramp van Borculo bedoeld. Geklaagd wordt over de nonchalance, waarmee sommige noodwoningen waren neergezet. Een brief van W. Heringa uit Groenlo spreekt hierover boekdelen: „Tot onze groote ontsteltenis en verontwaardiging zagen wij dat deze woningen zonder vloer zoo op den zwarten grond zijn neergezet. Na den regen van hedenmiddag was de grond bij Wennink natuurlijk een modderpoel geworden. Ik wendde mij tot de timmerlieden, die bezig waren met het huis van Koier en vroeg hen of er geen vloeren in worden gemaakt, waarop ik een ontkennend antwoord kreeg. Ik uitte mijn verontwaardiging en kreeg toen lachend tot bescheid: „Ja meneer, dat moet u dan maar eens aan de Koningin vragen…”

Vreemde mensen
De cycloon trok vreemde mensen aan, zoals borstelverkopers en woonwagenbewoners, die er op uit waren om een ontoelaatbare handel te drijven en om oude haardtegels voor een prikje op te kopen. De politie greep in. De vaderlandse pers stuurde verslaggevers naar het noodgebied. Een journalist in het weekblad Timotheus schreef op 11 juni zijn verslag: „Ik kan mij begrijpen dat het veel moeite gekost heeft, de zwaargewonden naar het Groenlose ziekenhuis te krijgen, omdat zij niet van have en goed wilden gescheiden worden. Er is vrij veel vee gedood, kippen vooral. Ook dat is voor deze, meest kleine boeren, zoo’n verdriet. Want de kippen gaven eieren en de varkens werden opgekweekt voor de slachtbank. Bij tal van ruïnes waren de bewoners alweer in huiskamerformatie bij fornuis en tafel gekropen maar buiten. Binnen zitten was bovendien gevaarlijk: hoeveel fragmenten van daken, zolders, muren, deuren heb ik niet gezien in een positie van bijna vallen.”

Bron: Onbekend
Collectie: G.H.J. Halink